
Hier onder de geschiedenis van de W201, het aantal gebouwde exemplaren per model, en de jaren dat ze in productie zijn geweest.
Veel plezier en geniet maar lekker van deze informatie.
Groet, Arno

Op 8 december 1982, is het precies 28 jaar geleden dat de eerste compacte Mercedes-Benz het levenslicht zag. Mercedes-Benz betrad met de introductie van de 190 (interne typeaanduiding W201) een tot dan toe geheel nieuw marktsegment. Al snel kreeg de 190 in de volksmond de naam “Baby Benz” mee, maar dat had uitsluitend betrekking op de compacte afmetingen in vergelijking met de grotere E- en S-Klasse. Qua uitrusting en technologie was de 190 een volwaardige Mercedes-Benz en de wegbereider voor de volgende generaties van de C-klasse, W 202 en W203 tot aan de huidige W 204. Daarmee houdt het succes van de compacte Mercedes-Benz dus al ruim een kwart eeuw aan.
Het idee van een compacte auto met dezelfde technologie en voorzieningen op het gebied van veiligheid en comfort als in grotere auto’s is al zo oud als de auto zelf. In het begin van de vorige eeuw ontwikkelden Benz & Cie. en de Daimler Motoren Gesellschaft ook al grote luxe auto’s en compactere modellen. Ook voor Daimler-Benz AG, in 1926 ontstaan uit de fusie van deze twee ondernemingen, was het concept van een compact model zeker in tijden van economische recessie een logische stap. Zo ontstonden bijvoorbeeld in 1931 de succesvolle modellen 170 (W 15), in 1934 de H-typen (130 H, 150 H en 170 H) met de motor achterin (Heck) en in 1936 de bekende 170 V (Vorn), die tot 1954 in productie bleef. Plannen voor een Mercedes-Benz-model onder de middenklasse ontstonden in de jaren vijftig (W 122) en zestig (W 118/119), maar bereikten nooit het productiestadium.
In de jaren zeventig werd de autoindustrie meer en meer geconfronteerd met een veranderende omgeving. De oliecrisis en toenemende vraag naar auto’s die minder vervuilen leidden al snel tot plannen voor een “kleine” Mercedes, waarvoor in 1974 de typecode W201 werd toegekend. Binnen de raad van bestuur ontstond heel wat discussie over de vraag of dit model ook daadwerkelijk gebouwd zou moeten worden, maar onder invloed van marktontwikkelingen werd in 1977 definitief groen licht gegeven. Verwacht werd dat een nieuwe “kleine” Mercedes ook nieuwe doelgroepen zou aanspreken. In 1982 werd de Mercedes-Benz 190 onthuld. De technici hadden iets unieks gerealiseerd, want alle kenmerken van een echte Mercedes-Benz waren aanwezig: comfort, actieve en passieve veiligheid, zuinigheid en geringe uitstoot.
Toen de 190 op 8 december 1982 voor het eerst werd gepresenteerd, zag de auto er revolutionair uit. De auto werd een mijlpaal voor de toekomstige ontwikkeling van het modelprogramma van Mercedes-Benz. Professor Werner Breitschwerdt was als lid van de Raad van Bestuur van Daimler-Benz AG verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de W201: "De ontwikkeling van de W201 stelde ons voor ongekende uitdagingen: we hadden nog nooit zo'n compacte auto gebouwd voor serieproductie. In de voortgangsgesprekken met afdeling Ontwikkeling Personenwagens lag het accent ook op thema's als gewicht en kosten. Er werd om iedere gram gevochten en voor elk detail van de constructie van de auto werden telkens weer berekeningen op basis van het gewicht en kosten gemaakt. Maar de W201 moest qua kwaliteit, veiligheid, comfort, wendbaarheid en wegligging het niveau van de S-Klasse krijgen." De ontwikkeling van de 190 werd daarom het meest kostbare Mercedes-Benz project aller tijden. Het concern investeerde ongeveer twee miljard Duitse Marken in de ontwikkeling van de W201.
Dr. Bruno Sacco, sinds 1975 eindverantwoordelijk voor de styling bij het concern, was verantwoordelijk voor het ontwerp van de 190: "De voorzijde stond voor het traditionele design, terwijl met de achterzijde - er is zelfs fastback design overwogen - een bijna provocerende nieuwe richting werd ingeslagen. We hebben een uiterst markant designkenmerk, de aerodynamische, oplopende achterkant gecombineerd met hoekige, trapeziumvormige oppervlakken en op die manier een harmonieuze vorm gecreëerd. Het deed denken aan een gepolijst juweel en dat was de bedoeling: een revolutionaire manier van ontwerpen, vergelijkbaar met het slijpen van een diamant." Samen met een keur aan andere details die tijdens complexe tests steeds verder werden verbeterd, kon een indrukwekkende Cw-waarde van 0.33 worden gerealiseerd en dat was 25 procent minder dan in 1981 gemiddeld gebruikelijk was voor personenwagens.
De eerste uitvoeringen waren de 190 en de 190E, die direct een succes werden. Om het brandstofverbruik te verminderen, was de aërodynamica geoptimaliseerd en werd gebruik gemaakt van plaatstaal met hoge treksterkte en andere innovatieve materialen. Zo woog de 190 slechts 1.180 kg, zonder dat daarbij concessies behoefden te worden gedaan aan de veiligheid. Zo beschikte de 190 over de vorkvormige structuur aan de voorzijde, zoals die ook werd toegepast in de W126 S-Klasse. Hiermee doorstond de 190 een asymmetrische frontale botsing bij een snelheid van 55 km/u.
Ruimtelijk geleide achteras met 5-voudige wielophanging zet nieuwe maatstaven
Een ander belangrijk kenmerk van de nieuwe 190 was het chassis met ruimtelijk geleide achteras met 5-voudige wielophanging. De in de volksmond genaamde ‘Traumlenkerachse’ zorgde voor een uitstekende balans onder alle omstandigheden en een directere besturing. Een nieuw kenmerk was ook de handrem op de middenconsole, in plaats van de voetbediende parkeerrem zoals die sinds 1968 in alle Mercedes-Benz-personenauto’s gebruikelijk was.
Productie van de 190 vond plaats in Sindelfingen en vanaf november 1983 ook in Bremen. Voor het eerst in de geschiedenis van Mercedes-Benz was er sprake van een gezamenlijke productie op twee locaties: in Bremen werden motorkappen, vloerdelen, brandstoftanks en portieren gemaakt, terwijl alle andere onderdelen van plaatstaal uit Sindelfingen kwamen. Motoren, versnellingsbakken en assen werden aangeleverd vanuit de fabriek in Untertürkheim, de stuurinrichting kwam vanuit Düsseldorf.
Na de twee benzineversies in 1982 werd in 1983 het leveringsprogramma uitgebreid met de 190D, de eerste dieseluitvoering. Deze werd aangedreven door een nieuw ontwikkelde tweeliter viercilinder dieselmotor, een krachtbron die in vergelijking met andere diesels van dat moment zo stil was, dat hij al snel de bijnaam “fluisterdiesel” meekreeg. Een jaar later volgde met de 190E 2.3-16 een bijzonder snelle uitvoering, wat al aan de buitenkant duidelijk werd door de grote achterspoiler en aërodynamische aanpassingen. Dankzij een andere cilinderkop met twee in- en twee uitlaatkleppen per cilinder werd het vermogen van de gebruikte 2,3-litermotor vergroot van 100 kW/136 pk naar 136 kW/185 pk. De topsnelheid van het model bedroeg 230 km/u. Vier weken voor de officiële introductie tijdens de Autoshow van Frankfurt in 1983 werden er op de hogesnelheidsbaan in het Italiaanse Nardo al diverse afstandsrecords met de 190E 2.3-16 gevestigd. Dat was een voorproefje van de indrukwekkende loopbaan die de 190E 2.3-16 in de autosport zou krijgen.
Eerste overwinning door Ayrton Senna op de Nürburgring
Op 12 mei 1984 maakte de 190E 2.3-16 zijn racedebuut tijdens een wedstrijd met identieke auto’s die was georganiseerd ter gelegenheid van de heropening van de Nürburgring. Winnaar werd op die dag een zekere Ayrton Senna, die op dat moment net aan zijn eerste Formule 1-seizoen begonnen was. Daarna volgden tal van racesuccessen met de 190E 2.3-16 en de opvolger, de 190E 2.5-16, die in 1988 werd gepresenteerd. Dit model werd de basis voor de deelname van Mercedes-Benz in het Duits toerwagenkampioenschap DTM. In de ultieme versie, de 190E 2.5-16 Evolution II met de grote achtervleugel, was de motor goed voor een vermogen van 173 kW/235 pk. De eerste DTM-titel voor Mercedes-Benz werd in 1992 behaald door routinier Klaus Ludwig. Ook in Nederland werd dit model met succes in de nationale toerwagenracerij ingezet.
Ondertussen ging de ontwikkeling van de seriemodellen van de 190-reeks gestaag door. Sinds september 1985 werden stuurbekrachtiging en elektrisch verwarmde achteruitkijkspiegels standaard gemonteerd op alle uitvoeringen. Met de komst van de nieuwe W 124-modellijn (de latere E-Klasse) in 1985 werd duidelijk dat de 190 ook qua ontwerp een nieuwe trend bij de Mercedes-Benz-personenauto’s had ingezet. In datzelfde jaar kwam ook de 190D 2.5 op de markt, die werd aangedreven door de vijfcilinder dieselmotor uit de 250 D. Korte tijd later verscheen de eerste uitvoering met zescilindermotor op de Autosalon van Frankfurt, de 190E 2.6. In het najaar van 1985 rolde de 500.000e 190 van de band. Vanaf dat moment waren ook alle auto’s voorzien van een katalysator, behalve de 190 met carburateurmotor, die in 1986 volgde. Alle oudere uitvoeringen waren ook geschikt voor het later inbouwen van een katalysator.
Eerste sportieve AMG-uitvoering in 1987
In 1987 maakte de nieuwe 190D 2.5 Turbo zijn opwachting, herkenbaar aan de zes koelsleuven in het rechter voorspatbord. De eerste sportieve AMG-uitvoering volgde in datzelfde jaar, de 190E 3.2 AMG met 3,2 litermotor, goed voor een vermogen van 172 kW/234 pk en een maximum koppel van 317 Nm. In maart 1988 werd de miljoenste W201 gebouwd in de fabriek in Bremen. Later dat jaar onderging de 190 een ingrijpende restyling, zowel voor wat betreft de carrosserie met beschermingsstrips aan de zijkanten als in het interieur. Naast de introductie van de 190E 2.5-16 betekende de komst van het SPORTLINE-pakket in 1989 een nieuwe mogelijkheid voor mensen die hun 190 een persoonlijker aanzien wilden geven. Dit pakket, dat op alle modellen kon worden toegepast, omvatte een 21 mm lagere carrosserie, stijvere veren en dempers, lichtmetalen wielen en brede banden en sportstoelen zoals in de zestienklepper.
In 1990 werd de laatste benzinemotor met carburateur geproduceerd.
De 190E 1.8 verving de oorspronkelijke basisuitvoering 190. In 1991 werd de 190 voor de laatste keer vernieuwd.
Nu beschikten alle uitvoeringen, met uitzondering van de 190D en de 190E 1.8, over een ABS-remsysteem. In 1992, het laatste volledige productiejaar van de 190, kwamen er drie speciale uitvoeringen op de markt, de AVANTGARDE-versies van de 190E 1.8, 190E 2.3 en 190D 2.5.
De productie van de 190 in Sindelfingen stopte in februari 1993, in Bremen werd de productie in augustus van dat jaar stopgezet. De opvolger stond klaar in de vorm van de nieuwe C-klasse. In totaal waren er van de 190 niet minder dan 1.879.629 exemplaren geproduceerd, een duidelijk bewijs voor het succes van de compacte klasse, dat tot op de dag van vandaag voortduurt.
Productie aantallen W201
190 W201 V20 / 35.021 stuks / van 1982-1984
190E
190E 2.0 W201 E20 / 638.180 stuks / 1982-1993
190E 2.3 W201 E23 / 186.610 stuks / 1983-1993
190D W201 D20 / 452.806 stuks / 1983-1993
190D 2.2 W201 D22 / 10.560 stuks / 1983-1985 Alleen voor export U.S.A.
190 ( Nieuwe motor ) W201 V20/1 / 83.540 stuks / 1984-1991
190E 2.3-16 W201 E23/2 / 19.487 stuks / 1984-1988
190D 2.5 W201 D25 / 147.502 stuks / 1985-1993
190E 2.6 W201 E26 / 104.907 stuks / 1986-1993
190D 2.5 Turbo W201 D25A / 20.917 stuks / 1986-1993 voor September 1987 alleen voor export U.S.A.
190E 2.5-16 W201 E25/2 / 5.743 stuks / 1988-1993
190E 2.5-16 Evolution W201 E25/2 / 502 stuks / 1989
190E 1.8 W201 E18 / 173.354 stuks / 1990-1993
190E 2.5-16 Evolution II W201 25/2 / 502 stuks / 1990